
Iedere muzikant heeft te maken met akkoorden. Ongeacht of je klassiek speelt of pop, beginner of gevorderd bent en ongeacht welk instrument je speelt. In deze handleiding leg ik uit wat akkoorden zijn en hoe akkoorden zijn opgebouwd. Je leert wat omkeringen zijn en wanneer je die gebruikt, en je leert over majeur en mineur akkoorden. Ook leer je dat akkoorden en toonladders bij elkaar horen. Als laatste leg ik uit hoe een akkoordenschema werkt en wat akkoordsymbolen zijn.
VoorkennisAls je wilt leren over akkoorden heb je voorkennis nodig. Zo moet je de notennamen en de namen van de noten met kruizen en mollen kennen. Lees meer: Wat zijn de notennamen: ultieme handleiding >> Je hebt basiskennis nodig over intervallen. Je moet weten wat een interval is en wat hun namen zijn. De belangrijkste intervallen die bij akkoorden gebruikt worden zijn de terts en de kwint. Lees meer: Intervallen: handleiding voor beginners >> Je hebt ook basiskennis nodig over toonladders. Het is handig als je de toonladder van C majeur en G majeur kent. Lees meer: Toonladders: de ultieme handleiding voor beginners >> |
Inhoudsopgave |
Wat zijn akkoorden?
Om te begrijpen wat akkoorden zijn geef ik eerst een definitie. Vervolgens leg ik uit wat deze definitie betekent.
Een akkoord is een samenklank van 3 of meer tonen, opgebouwd uit tertsen.
Wat houdt deze definitie in? Als eerste, een akkoord is een samenklank. Dat betekent dat het gaat om tonen die bij elkaar horen, die samen klinken. Met een samenklank bedoelen we de tonen die bij elkaar horen als je ze tegelijkertijd speelt, maar je mag de tonen van een samenklank ook na elkaar spelen. Er is een groot verschil tussen tonen die horen bij een samenklank en de tonen die horen bij een melodie. De tonen van een melodie worden altijd na elkaar gespeeld en klinken niet goed als je ze tegelijkertijd speelt.
Ten tweede, een akkoord bestaat uit drie of meer tonen. Let wel, het gaat hier om drie of meer verschillende tonen.
Bijvoorbeeld, als je drie verschillende C's speelt dan is dit geen akkoord, je speelt dan eigenlijk maar één toon. En als je twee verschillende tonen speelt, heet dat een interval. Kun je nu willekeurig drie verschillende tonen spelen en dit een akkoord noemen? Bijvoorbeeld als je de tonen C, D en E speelt? Het antwoord is nee en dat heeft te maken met het volgende.
Hoe zijn akkoorden opgebouwd?
Een akkoord is opgebouwd uit tertsen. Dit betekent dat de afstand tussen de tonen van een akkoord altijd een terts is.
Bijvoorbeeld, ik wil een akkoord maken en speel een A. De volgende toon die erbij hoort is een terts hoger, dat is de C. Ik heb nu een A en een C, maar dit is nog geen akkoord. Er moet nog een toon bij. Dat is de toon een terts hoger vanaf de C, de E. Ik heb nu A - C - E. Dit is een akkoord. Zie je dat dit akkoord bestaat uit de terts A - C en de terts C - E? Zo wordt elk akkoord gemaakt.

Je kunt akkoorden uitbreiden, want een akkoord bestaat uit drie of meer tonen. Je kunt er een vierde toon aan toevoegen. In ons voorbeeld moet je dan vanaf de E een terts hoger, dat is de G. Je krijgt het akkoord A - C - E - G. Dit akkoord bestaat uit vier tonen en is opgebouwd uit drie tertsen.

Wanneer een akkoord bestaat uit drie tonen, noemen we dit een drieklank. Een akkoord dat bestaat uit vier tonen noemen we een vierklank. En je raadt het al, een akkoord dat bestaat uit vijf tonen noemen we een vijfklank, enzovoorts. Akkoorden van vier tonen of meer zijn best ingewikkeld. Als je nog niet zo veel weet over akkoorden, dan raadt ik je aan om eerst te leren over drieklanken. Lees dan verder!
De zeven verschillende basisdrieklanken
In het voorbeeld hierboven hebben we een drieklank gemaakt op de A. Je hebt gezien dat je de tonen A - C - E krijgt. Je kunt hetzelfde doen op de B, je krijgt dan B - D - F. En je kunt een drieklank maken beginnend op de C, de D, de E, de F en de G. Omdat er in de muziek zeven verschillende stamtonen zijn, kun je op deze tonen zeven verschillende drieklanken maken. Er zijn zeven verschillende basisdrieklanken. De onderste toon geeft de naam aan een drieklank. Bijvoorbeeld, een drieklank waarvan de onderste toon de A is heet een A-akkoord en wanneer de C de onderste toon is heet het een C-akkoord, etc. Hieronder staan de zeven verschillende basisdrieklanken in een tabel. Klik op de (onderstreepte) namen van de tonen van elke drieklank en dan zie je hoe deze akkoorden op de piano worden gespeeld.
De zeven basisdrieklanken
Stamtoon | Drieklank | Naam | |
1 | A | A C E | A-akkoord |
2 | B | B D F | B-akkoord |
3 | C | C E G | C-akkoord |
4 | D | D F A | D-akkoord |
5 | E | E G B | E-akkoord |
6 | F | F A C | F-akkoord |
7 | G | G B D | G-akkoord |
Als je akkoorden goed wil begrijpen en toepassen is het super belangrijk dat je deze basisdrieklanken kent. Dat je weet hoe ze heten, uit welke tonen ze bestaan en je ze kunt spelen. Alle akkoorden, ook de moeilijkste, zijn gebaseerd op een van deze zeven basisdrieklanken.
Hoe is een drieklank opgebouwd?
Een drieklank bestaan uit drie tonen, de onderste toon, de middelste toon en de bovenste toon.
De onderste toon van een drieklank heet de grondtoon. De grondtoon is de belangrijkste toon en geeft de naam aan een drieklank.
De middelste toon heet de terts. Deze heet zo want de afstand tussen de onderste toon en de middelste toon is een terts.
De bovenste toon heet de kwint. Omdat de afstand tussen de onderste toon en de bovenste toon een kwint is.
Hoe maak je een drieklank?
Als je een drieklank maakt, begin dan bij de grondtoon. Maak vervolgens op deze grondtoon een terts en een kwint. Dit is de beste manier om drieklanken te maken. Ga niet op de grondtoon een terts maken en daarop weer een terts. Je raakt op die manier beslist een keer de weg kwijt en ga je fouten maken.
Bijvoorbeeld, je wilt een E-akkoord maken, de grondtoon is dus de E. Maak een terts op de E, dat is de G. En maak een kwint op de E, dat is de B. Je krijgt E - G - B. Maak op deze manier akkoorden en niet op een andere manier.
Akkoorden met kruizen en mollen
Als je de zeven verschillende basisdrieklanken speelt, speel je op de piano alleen witte toetsen. Maar als je akkoorden speelt, gebruik je vaak ook zwarte toetsen. Hoe zit dat precies? Dan verhoog of verlaag je een toon van een basisdrieklank. Je maakt gebruik van kruizen of mollen.
Bijvoorbeeld, je speelt een akkoord op de D, de D is de grondtoon. De basisdrieklank is D - F - A. Je kunt al deze tonen verhogen of verlagen. Ga nu van deze basisdrieklank de terts, de F, verhogen. Deze wordt dan de Fis. Het akkoord wordt nu D - Fis - A. Van de basisdrieklank D - F - A heb je nu het akkoord D - Fis - A gemaakt.

En we kunnen nog meer verhogen en verlagen. Ik zal je een paar voorbeelden geven van akkoorden die je van de basisdrieklank D - F - A kunt maken: D - Fis - Ais, Dis - Fis - A, Dis - Fis - Ais, Dis - F - Ais, Des - F - As, Des - Fes - As, D - F - As, Des - F - A en zo zijn er nog een paar.
Snap je nu waarom akkoorden zowel makkelijk als moeilijk zijn? Makkelijk, want je hebt maar 7 basisdrieklanken waarmee je alle akkoorden kunt maken en waarnaar alle akkoorden zijn te herleiden. Moeilijk, want van elke basisdrieklank zijn door verhogingen en verlagingen van de tonen heel veel varianten mogelijk.
Hoe weet je welke varianten van de basisdrieklanken je wel of niet kunt spelen? Hoe weet je welke tonen van een basisdrieklank je wel of niet kunt verhogen of verlagen? Om dit te begrijpen moeten we het gaan hebben over toonladders.
Akkoorden horen bij toonladders
Een muziekstuk is opgebouwd uit de tonen van een toonladder. Of je nu de melodie speelt, akkoorden of beide, je gebruikt de tonen van de toonladder waaruit je muziekstuk bestaat. Voor akkoorden betekent dat, dat je de basisdrieklanken moet aanpassen aan jouw toonladder.
Akkoorden in G majeur
Als je liedje in de toonladder van G groot of G majeur staat, zijn de tonen van deze toonladder G, A, B, C, D, E, Fis en G. Zie je dat de F wordt verhoogd naar de Fis? Dit betekent dat je bij de basisdrieklanken ook de F moet verhogen naar een Fis. Hieronder staan ze in een tabel. Omdat het liedje in de toonladder van G staat, is G de grondtoon. Daarom beginnen we de tabel met het akkoord op de G. Klik op de (onderstreepte) namen van de tonen van elke drieklank en dan zie je hoe deze akkoorden op de piano worden gespeeld.
Toon | Drieklank | |
1 | G | G B D |
2 | A | A C E |
3 | B | B D Fis |
4 | C | C E G |
5 | D | D Fis A |
6 | E | E G B |
7 | Fis | Fis A C |
En zo kun je voor elke toonladder een tabel maken. Echter, er zijn heel veel soorten toonladders. Als je voor elke toonladder een tabel maakt krijg je heel veel tabellen. En voor je het weet zie je door de bomen het bos niet meer. Hoe pak je dit aan? Hoe houdt je overzicht?
Het is echt niet nodig om eerst alle toonladders en akkoorden te leren. Of om enorme, onoverzichtelijke lijsten of tabellen te maken. Houdt het simpel en leer de toonladders en bijbehorende akkoorden stap voor stap. Neem één of twee toonladders, degene die je kent of die je wil leren, en zoek uit welke akkoorden daarbij horen. Ga eerst daarmee aan de slag. Probeer eerst de logica te vinden. En die kun je daarna toepassen op een andere toonladder. Zo leer je het met een Muziektheorie abonnement bij VirtueleLesruimte.nl. Stap voor stap. Begrijpelijk en goed opgebouwd.
Grondligging en omkeringen
Als je een akkoord speelt, bijvoorbeeld de tonen C - E - G van het C-akkoord, dan maakt het helemaal niet uit hoe je deze tonen speelt. Je kunt er van alles mee doen wat je maar wilt. Als jij het goed vind klinken, dan is het goed. Je kunt het C-akkoord bijvoorbeeld op de piano spelen met de C heel laag en de E en G hoog.

Of je kunt de drie tonen tegelijkertijd spelen of juist na elkaar. Of je kunt er eerst een spelen en dan de andere twee. Je kunt ook tonen verdubbelen. En wat je ook mag doen, is de tonen in een andere volgorde spelen. Er zijn oneindig veel mogelijkheden. Zolang je maar de tonen C E G speelt en niet een toon verandert, want dan verander je het akkoord.
Ik heb uitgelegd dat de onderste toon van een akkoord de grondtoon heet, de middelste toon de terts en de bovenste toon de kwint. De grondtoon van een drieklank hoeft niet per se als onderste toon gespeeld te worden. Het is ook mogelijk om de terts of kwint als onderste toon te spelen. Verandert dan het akkoord? Het antwoord is nee, het akkoord blijft hetzelfde.
Bijvoorbeeld, je mag ook de E als onderste toon spelen in plaats van de C.

Liggingen van akkoorden
De drieklank C E G kan gespeeld worden met
de grondtoon C als onderste toon, je speelt dan C - E - G
de terts E als onderste toon, je speelt dan E - G - C
de kwint G als onderste toon, je speelt dan G - C - E .
Een drieklank kun je op drie verschillende manieren spelen. Dit worden liggingen genoemd.
Eerste omkering en tweede omkering van een drieklank
Wanneer de grondtoon de onderste (laagste) toon van een drieklank is, heet dit de grondligging.
Wanneer de grondtoon niet de onderste toon van een drieklank is, heet dit een omkering.
Bij een omkering is de grondtoon niet de onderste toon van een drieklank, de onderste toon van de drieklank is dan de terts of de kwint van het akkoord.
Er is een omkering met de terts als onderste toon en er is een omkering met de kwint als onderste toon.
Het is nog wel handig om de verschillende omkeringen een eigen naam te geven. Er is namelijk een verschil in klank tussen een akkoord gespeeld met de terts of de kwint als onderste toon. Daarom krijgen ze een eigen naam.
Een drieklank gespeeld met de terts als onderste toon heet de eerste omkering.
Wanneer je een drieklank speelt met de kwint als onderste toon heet dit de tweede omkering.
Wanneer gebruik je omkeringen?
Als je akkoorden leert spelen is het belangrijk dat je ook de omkeringen leert spelen. Omkeringen worden namelijk om verschillende redenen vaak gebruikt. Zo kan het heel handig zijn om akkoorden in omkeringen te spelen, je kan dan makkelijk van het ene akkoord naar het andere akkoord gaan
Omkeringen zijn handig
Bijvoorbeeld, als je van een C-akkoord naar een A-akkoord wilt, hoef je maar één toon te veranderen. Het C-akkoord bestaat uit de tonen C - E - G en het A-akkoord uit de tonen A - C - E. Zie je dat deze twee akkoorden maar een toon verschillen? Speel nu het C-akkoord als C - E - G . Vervang nu de G door de A, die zit een toon hoger. Speel nu C - E - A, dit is het A-akkoord maar dan gespeeld als omkering. Super handig!
Omkeringen klinken beter
Een andere reden om omkeringen te gebruiken is dat het vaak ook beter klinkt. Je kunt dan bijvoorbeeld een mooie baslijn spelen. Speel de akkoorden niet de hele tijd met alleen maar de grondtoon onderin. Op een gegeven moment klinkt dat een beetje saai, het gaat vervelen.
Veel gemaakte fouten
Let wel op als je omkeringen gaat spelen, je kunt heel makkelijk fouten maken. Een veel gemaakte fout is dat je de tonen van een akkoord onbewust verandert. Bijvoorbeeld, je maakt van het C-akkoord C - E - G de omkering E - G - B. Dit is fout, je hebt namelijk van de C een B gemaakt. En dat mag niet, de tonen van het akkoord moeten hetzelfde blijven. De omkering van het C-akkoord moet zijn E - G - C. Trouwens, E - G - B is een E-akkoord. Een andere veel gemaakte fout is dat een akkoord verkeerd wordt benoemd. Bijvoorbeeld, je speelt bijvoorbeeld C - F - A en je denkt dat dit een C-akkoord is. De C zit toch onderin? Helaas fout, het is een omkering van het F-akkoord F - A - C.
Majeur en mineur akkoorden
Ik heb uitgelegd dat er zeven verschillende basisakkoorden bestaan en dat je van elk basisakkoord tonen kunt verhogen of verlagen. Van elk basisakkoord bestaan dus verschillende varianten. Hoe houdt je deze uit elkaar? Door te kijken naar de verschillen tussen de intervallen in een akkoord. En deze verschillen krijgen een naam.
Laten we kijken naar het basisakkoord D - F - A. Eerder heb ik uitgelegd dat je in de toonladder van G majeur het D-akkoord speelt als D - Fis - A. Het verschil is de terts. In het ene akkoord is deze D - F en in het andere akkoord D - Fis.
Zie je dat de afstand D - F kleiner is dan D - Fis? Dat tussen D - F twee toetsen zitten en tussen D - Fis drie?


Om onderscheid te maken noemen we de terts D - F een kleine terts en de terts D - Fis een grote terts. En dit verschil geeft ook de naam aan het akkoord.
Een drieklank met een grote terts heet een grotetertsdrieklank. Een drieklank met een kleine terts heet een kleinetertsdrieklank. Deze namen zal je niet veel gebruiken, wel hun andere namen.
Een drieklank met een kleine terts heet een mineurdrieklank, of ook mineurakkoord.
Een drieklank met een grote terts heet een majeurdrieklank, of ook majeurakkoord.


Het verschil tussen majeur en mineur is dus de terts. Als je majeur en mineur akkoorden wilt maken moet je dus goed weten wat grote tertsen en kleine tertsen zijn. En voor de volledigheid, ook de kwint is belangrijk. Als je een majeur of mineur akkoord wilt maken en je maakt wel de terts goed maar niet de kwint, dan is het geen majeur of mineur akkoord. Voor je het weet heb je een akkoord gemaakt die verminderd of overmatig heten. En die klinken heel anders.
Verder moet je nog weten dat je de tonen van een basisakkoord niet willekeurig kunt verhogen of verlagen. Een akkoord moet wel in de toonladder passen waarin je speelt. Dan klinken de akkoorden logisch bij elkaar.
Wat is een akkoordenschema?
De akkoorden die je in een muziekstuk speelt hebben een bepaalde volgorde. Vaak worden akkoorden herhaald of worden een aantal akkoorden herhaald. Om een overzicht te krijgen van de akkoorden die je speelt kun je ze in een schema zetten. Een akkoordenschema gebruik je vooral in de popmuziek of Jazz. Er zijn verschillende manieren om dit te doen. De meest gebruikte manier is om akkoorden een symbool te geven. Met dit symbool geef je aan wat voor soort akkoord je speelt. Een akkoordsymbool zegt iets over de grondtoon van het akkoord en over de gebruikte intervallen, over de terts en kwint. Ook kun je omkeringen aangeven.
Wat zijn akkoordsymbolen?
Met een akkoordsymbool geef je het soort akkoord aan. Met een letter geef je aan wat de grondtoon is. Staat er C dan speel je een C-akkoord. Sterker nog, dit betekend C majeur akkoord. Je kunt ook mineur aangeven, dan staat er Cm. De m betekent mineur. En staat er C/E dan moet je een C-akkoord spelen met de E als onderste toon. Oftewel, de eerste omkering. En zo zijn er nog heel veel andere tekens, zoals # of b, sus, + en -, min, add en cijfers, vooral 7. Op Wikipedia vind je overzicht.
Als je wilt begrijpen wat deze symbolen allemaal betekenen zal je eerst moeten leren over de verschillende soorten akkoorden. Maar dit valt buiten mijn verhaal over akkoorden voor beginners.
Het gebruik van akkoordsymbolen kan handig zijn maar er kleven ook nadelen aan. Het zegt helemaal niets over de toonladder waarin je speelt. Het zegt ook niets over hoe je de tonen speelt, dat moet je maar zelf uitzoeken. En vaak kun je met een akkoordsymbool niet goed aangeven wat er in de muziek werkelijk gebeurt. Dan klopt een akkoordsymbool niet goed.
Als laatste
Je hebt nu de basistheorie over akkoorden geleerd. Je hebt geleerd wat een akkoord is en hoe het is opgebouwd. En over hoe akkoorden en toonladders bij elkaar horen. Er valt nog veel meer te vertellen over akkoorden. Over trappen, tonica, subdominant en dominant. Over septiemakkoorden en de verschillende soorten akkoorden. Maar dat valt buiten mijn verhaal over akkoorden voor beginners.
Wil je datgene wat je geleerd hebt ook kunnen toepassen, dan zal je zelf aan de slag moeten gaan. Een goed begin is om zelf de verschillende soorten akkoorden te leren maken. Wat je ook vooruit zal helpen, is om akkoorden op gehoor te leren herkennen. Immers, door het trainen van je gehoor verbeter je je muzikale vaardigheden.
Met een abonnement op Muziektheorie kun je dit allemaal doen. Je hebt dan toegang tot heel veel goede oefeningen, waarbij je zelf akkoorden leert maken en akkoorden leert horen met goede, stapsgewijze gehoortrainingsoefeningen.
Wil je meer leren over akkoorden?
|
|
Ben je blij met deze handleiding? Laat hieronder een reactie achter en deel!
Rapporteer